Klaar voor de volgende industriële revolutie

Klaar voor de volgende industriële revolutie

Bestselling auteur Chris Anderson voorspelt in zijn laatste boek Makers. The New Industrial Revolution een historische omwenteling voor de wereldwijde maakindustrie. De enorm toegenomen mogelijkheden op het vlak van lasersnijden, 3D-printen en CAD-software zou in vele marktsegmenten de doodsteek geven aan vele conventionele ondernemingen in de maakindustrie. Tegelijk zouden deze technologische mogelijkheden een voedingsbodem zonder voorgaande bieden voor creatieve ondernemers. Dat kan als een ferme waarschuwing klinken voor industriële ondernemers, hoewel Anderson wel een erg stereotiep beeld heeft van wat een industriële organisatie is. Een industriële organisatie, voor Andersen, is per definitie een logge bureaucratisch structuur. De gedachte dat zo een organisatie op een enigszins gestroomlijnde en human-centered manier kan opereren is heel ver weg in dit boek.

Wel is het onmiskenbaar zo dat geavanceerde productietechnologie in de komende decennia tal van economische activiteiten of functies in de maakindustrie zal wegvagen. Dat soort van creatieve destructie is eigenlijk een constante in de economische geschiedenis. Het is dan ook absoluut niet denkbeeldig dat 3-D printers en general-purpose robotics een ferme impact zullen hebben op het organogram van heel wat organisaties in de maakindustrie. Zo kan je je afvragen of je nog wel een magazijn nodig hebt als je je wisselstukken rechtstreeks uit een 3-D printer kan laten rollen.

Anderson schrijft vakkundig over dit soort trends, helemaal volgens de regels van de bestsellerkunst: Makers. The New Industrial Revolution is een meeslepend, verhalend en in bepaalde opzichten zelfs overtuigend gewrocht. Tegelijk is het boek in het streven naar wereldwijde bestsellerstatus niet vrij van enige oratorische overdrijving. Volgens Anderson heeft ieder van ons straks de productiekracht van de maakindustrie binnen het bereik van ons toetsenbord (“’Desktop’ changes everything”, p.55). Veel bedrijven in de maakindustrie doen er inderdaad goed aan de weg van cocreatie en open innovatie die Anderson beschrijft op zijn minst te verkennen. Een gewiekst industrieel in Azië, maar even goed een 20jarige techneut in Zuid-Amerika  met een uit de hand gelopen hobby kan straks zomaar met aanzienlijk marktaandeel gaan lopen. Zoals er in softwareontwikkeling open source communities actief zijn zo zijn er op het internet steeds  meer ‘Maker Spaces’ waar talentvolle experten het beste van zichzelf geven op vlak van productontwerp en -ontwikkeling. 3-D printers en lasersnijders worden alsmaar betaalbaarder en dat laat deze ‘Maker Communities’ toe om hun ontwerpen te prototypen en op een cocreatieve wijze door te ontwikkelen. Die gemeenschap is een krachtige bron van innovatie, soms zelfs krachtiger dan de innovatiedynamiek die in een klassieke ‘intellectual property’ omgeving ontstaat. In de woorden van Anderson (p.94): “abandoning intellectual property protection can actually grant even more protection in the form of community support and goodwill.”

Dit soort observaties en analyses in het boek zijn meer dan  het overdenken waard. Maar in de rest van zijn betoog lijkt Anderson’s enthousiasme regelmatig met zijn beoordelingsvermogen aan de haal te gaan. Anderson voorziet bijvoorbeeld een revolutionaire omslag naar een wereld waarin consumenten bij steeds meer producten hun persoonlijke specificaties en preferenties willen kenbaar maken aan producenten. De auteur ziet als het ware een massamarkt ontstaan voor niche producten. Aan de grond van die overtuiging schuilt een bepaald mensbeeld dat Anderson koestert: mensen streven in hun consumeergedrag meer naar hun individuele eigenheid dan naar hun collectieve gemeenschappelijkheid. Sociale wetenschappers tonen nochtans dag na dag aan dat onze preferenties en opvattingen in variatie niet verder rijken dan een gauss-curve kan verbeelden. Buiten het argument dat in zijn revolutie e-commerce en sociale media nog belangrijker zullen worden dan ze al waren blijft Anderson erg  vaag over waarom consumenten die gauss-wetmatigheden naar de geschiedenis zouden verwijzen. Tuurlijk, er zijn meer custom-built mogelijkheden dan vroeger, en mensen zullen daar ook vaker gebruik van gaan maken. Op zijn minst is er dus sprake van een trend. Maar of daarin kiemen liggen die zo krachtig zijn dat ze een volgende industriële revolutie gaan ontketenen?

Niet alleen over de wil en bereidheid van consumenten om hun specifieke voorkeuren verwerkt  te zien in artefacten is Anderson zeer optimistisch. Ook over de productiecapaciteit die zich vandaag aan het ontluiken zou zijn is hij bijzonder optimistisch. In de productie van de toekomst blijken zowaar belangrijke productiefactoren gratis te zijn (p.88-89: variatie is gratis, complexiteit is gratis, flexibiliteit is gratis!). Zo fenomenaal groot als Anderson’s vertrouwen is in web enabled ‘distributed collaboration’, zo stereotiep negatief is daarentegen zijn visie op de klassieke industriële onderneming. In Anderson’s beeld is een industriële organisatie per definitie traag en bureaucratisch. In een industriële onderneming zoals hij die interpreteert kunnen innovatieve ideeën eerder dan op gejuich rekenen op ‘layers en layers of approval processes, which tend to favor the conventionally tried and true over real innovation’ (p.176). Nee, in de nieuwe industriële revolutie moeten we af van industriële organisaties. Communities moeten we hebben, zegt Anderson, geen bedrijven:  “companies are full of bureaucracy, procedures, and approval processes, a structure designed to defend the integrity of the organization. Communities, on the other hand, form around shared interests and needs, and have no more process than they require (p.150).”

Anderson hecht vast weinig geloof aan human-centered production, of hij heeft er nog nooit van gehoord. Nochtans voldoen industriële organisaties die human-centered werken en de principes van een ‘innovatieve arbeidsorganisatie’ inbedden in hun structuren meer aan Anderson’s definitie van ‘communities’ dan aan zijn omschrijving van ‘companies’. Ongetwijfeld hebben nog heel wat industriële organisaties hierin een belangrijke weg af te leggen, maar vandaag al hebben we voorbeelden van industriële bedrijven in Vlaanderen die daarin slagen. Er is dus hoop. Onze industriële bedrijven zullen wellicht nog niet meteen in de cloud opgaan.

Bekijk een presentatie van Chris Anderson over zijn boek op http://youtu.be/1RwQahoJdVs

Auteur: Seth Maenen, Flanders Synergy. Seth.Maenen@flanderssynergy.be

Dit artikel kwam tot stand dankzij het project "Via 7 sleuteltransformaties naar waardeketens voor de maakindustrie van de toekomst" in het kader van Vlaanderen in Actie en met steun van het Agentschap Ondernemen. Aan dit project werken de volgende partners mee: Flanders’ Synergy, Universiteit Antwerpen, Agoria en Sirris.

 

Deel dit artikel